Naar inhoud springen

heus

Uit WikiWoordenboek
  • heus
  • In de betekenis van ‘hoffelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1406 [1]
  • Via het Middelnederlandse heuvisk afgeleid van hof.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen heusheuserheust
verbogen heuseheusereheuste
partitief heusheusers-

heus

  1. hoffelijk, beleefd
  2. werkelijk, echt
     Ook kwam ik een aantal ondernemers tegen die als heuse digitale nomaden hun bedrijven op afstand bestuurden.[2]

heus

  1. werkelijk, echt
    • Dat gebeurt heus niet! 
     'Dank je, het lukt heus wel zonder.[3]
     Je had het toch ook gewoon kunnen zeggen? Dat je iets zocht? We waren er samen heus wel uit gekomen.[3]
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]
  1. "heus" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. 1 2
    Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be