echten
Uiterlijk
- ech·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
echten |
echtte |
geëcht |
zwak -t | volledig |
echten
- (verouderd) in het huwelijk treden
- overgankelijk de legitimiteit van een kind bij de trouwerij erkennen
- Van de dertig echtparen die een religieus gemengd huwelijk sloten, waren er vier die op de trouwdag een kind echtten en zeven waarvan de vrouw toen zwanger was; [...][1]
- Het woord echten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "echten" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ blz 164 Leven in Maasland
D.J. Noordam. 1987 - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 75 %
- Prevalentie Vlaanderen 47 %