Naar inhoud springen

directeur

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Directeur
  • di·rec·teur
enkelvoud meervoud
naamwoord directeur directeuren
directeurs
verkleinwoord directeurtje directeurtjes

dedirecteurm

  1. (beroep) baas van een organisatie
    • We moesten eerst goedkeuring aan de directeur vragen. 
    • Mevrouw Maillard had maar één zoon en ze had veel bewondering voor directeuren. Dus zag ze Albert al als directeur van een bank, en reken maar dat ze meteen enthousiast was en ervan overtuigd was dat hij zich 'met zijn intelligentie' rap naar de top zou opwerken. [4] 
     Dat zegt ook kennisinstituut Deltares, dat in Nederland een grote rol heeft in het onderzoek naar de bodem en water. "Deltares heeft een sterke relatie met de VU. We delen kennis, studenten studeren bij ons af of lopen bij ons stage. En een aantal van onze medewerkers komt daar ook vandaan, heeft daar een gedeelde aanstelling of is gedetacheerd", zegt wetenschappelijk directeur Bart van den Hurk, zelf ook gedetacheerd aan de VU.[5]
  2. een parmantig persoon
    • Mijn neefje was al een echte directeur. 
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   directeur     le directeur     directeurs     les directeurs  
vrouwelijk   directrice     la directrice     directrices     les directrices  

directeur m

  1. (beroep) directeur, iemand die leiding geeft aan een organisatie