directeurschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·rec·teur·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord directeurschap directeurschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

directeurschap o [1]

  1. het directeur zijn; de functie van directeur
     "Ik vind dit veel leuker dan naar school gaan", zegt Devi over haar 'directeurschap'. "Ik heb inspraak en leer meer dan wanneer ik alleen in boeken zit te kijken." Zo mocht Devi vandaag helpen bij bloeddrukmetingen en kreeg ze een eigen e-mailaccount waar medewerkers terecht konden met vragen. "Iemand vroeg bijvoorbeeld of zijn extra uren konden worden uitbetaald."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron
    Erika de Joode
    “Op je vingers getikt door een scholier: zij waren een dag de baas” (Donderdag 23 januari 2020), NOS