fabrieksdirecteur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·brieks·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fabrieksdirecteur fabrieksdirecteuren
fabrieksdirecteurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fabrieksdirecteurm

  1. (beroep) iemand die leiding geeft aan een bedrijfsvestiging waar producten in serie worden gemaakt
     In een fabriekshal staan vijf ratelende machines. Elke vijf minuten maken die machines vijf tuinkabouters. Tot de fabrieksdirecteur er 95 machines bij koopt.[1]
     Eenmaal thuis is ze de trofeevrouw van een chagrijnige fabrieksdirecteur die haar afblaft. Als hij wordt ontvoerd door zijn stakende arbeiders, herstelt ze op diplomatieke wijze de orde.[2]
     Fabrieksdirecteur Spada bepleit ook overheidsingrijpen. „Dit is een familiebedrijf, mijn mensen werken al decennia voor ons.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 juli 2020 Weblink bron
    Margriet van der Heijden
    “Tuinkabouters” (9 december 2017) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 juli 2020 Weblink bron
    André Waardenburg
    “Potiche” (6 december 2014) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 3 juli 2020 Weblink bron
    Merijn de Waal
    “Hoe Mario Monti Italië veranderde” (20 december 2012) op nrc.nl op Wikipedia