museumdirecteur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mu·se·um·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | museumdirecteur | museumdirecteurs museumdirecteuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de museumdirecteur m
- leidinggevende van een museum
- ▸ In bitse, om niet te zeggen direct afwijzende bewoordingen deelde de secretaresse van de museumdirecteur mee dat het Rijksmuseum ten eerste geen bewijs van echtheid afgaf voor veronderstelde nieuw ontdekte schilderijen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord museumdirecteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044640496