vlucht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlucht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ontvluchting’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Naamwoord van handeling van vliegen (met het achtervoegsel -t) of vluchten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlucht | vluchten |
verkleinwoord | vluchtje | vluchtjes |
Zelfstandig naamwoord
- naamwoord van handeling van vliegen: het zich door luchtruim bewegen [2]
- De KLM annuleerde deze vlucht naar Schiphol.
- een groep vliegende vogels
- Een vlucht regenwulpen vloog daar.
- naamwoord van handeling van vluchten: het ontvluchten van bijvoorbeeld gevaar of straf [3]
- Het leger sloeg op de vlucht.
- spanwijdte, vleugelwijdte
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het zich door luchtruim bewegen
3. het ontvluchten van bijvoorbeeld gevaar of straf
4. spanwijdte
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vluchten |
vlucht
Gangbaarheid
- Het woord vlucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlucht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "vlucht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vlucht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ vlucht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -t in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %