onhandig
Uiterlijk
- on·han·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onhandig | onhandiger | onhandigst |
verbogen | onhandige | onhandigere | onhandigste |
partitief | onhandigs | onhandigers | - |
onhandig
- niet goed met de handen om kunnen gaan
- De onhandige man had al drie spijkers krom geslagen.
- niet gemakkelijk om mee om te gaan
- Wat een onhandig trucje is dat, zeg!
- omslachtig, moeilijk, mijl op zeven, oncomfortabel
- Het woord onhandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onhandig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Weblink bron
Noor de Kort“Nederlanders willen geen fietshelm, maar dat gaat misschien veranderen” (16 april 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be