chip
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- chip
Woordherkomst en -opbouw
- van Engels chip
- [2] in de betekenis van ‘dun plakje silicium’ voor het eerst aangetroffen in 1979. [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chip | chips |
verkleinwoord | chipje | chipjes |
Zelfstandig naamwoord
chip m
- (voeding) dun laagje koude gefrituurde aardappel (doorgaans gebruikt in het meervoud of als verkleinde vorm)
- Een zak chips.
- (elektronica) klein stukje halfgeleiderkristal waarop geïntegreerde circuits zijn aangebracht
- Zonder chips zou het internet er nooit gekomen zijn.
Synoniemen
- [1] chipje
- [2] geïntegreerde schakeling
Hyponiemen
- [1] betaalchip, biochip, computerchip, geheugenchip, identiteitschip, megachip, microchip, spraakchip
Afgeleide begrippen
- [1] chipbetaling, chipcard, chipkaart, chipknip, chippas, chipset, chipshot, chiptelefoon
Vertalingen
1. dun laagje gefrituurde aardappel
2. een klein stukje halfgeleiderkristal waarop geïntegreerde circuits zijn aangebracht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
chippen |
chip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chippen
- Ik chip.
- gebiedende wijs van chippen
- Chip!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chippen
- Chip je?
Gangbaarheid
- Het woord chip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "chip" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "chip" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ chip op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
chip | chips |
chip
- IPA:
Zelfstandig naamwoord
chip
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to chip |
he/she/it | chips |
verleden tijd | chipped |
voltooid deelwoord |
chipped |
onvoltooid deelwoord |
chipping |
gebiedende wijs | chip |
- schilfer
- scherf
- (voeding) schijf, reep (van vruchten e.d.)
- (voeding) (meestal meerv.) friet, patat
- (elektronica) chip (bet. 2)
Werkwoord
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
chip | le chip | chips | les chips |
Zelfstandig naamwoord
chip m
- (elektronica) chip (bet. 2)
Synoniemen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Elektronica in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Voeding in het Engels
- Elektronica in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Elektronica in het Frans