zeggen: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎top: prevalentie-informatie met AWB
HydrizBot (overleg | bijdragen)
k Robot: opschonen van oude interwikilinks
Regel 91: Regel 91:
{{wel-GB}}
{{wel-GB}}
{{crr13|N=100|V=99}}
{{crr13|N=100|V=99}}

[[chr:zeggen]]
[[da:zeggen]]
[[el:zeggen]]
[[en:zeggen]]
[[es:zeggen]]
[[eu:zeggen]]
[[fi:zeggen]]
[[fj:zeggen]]
[[fr:zeggen]]
[[hu:zeggen]]
[[id:zeggen]]
[[io:zeggen]]
[[it:zeggen]]
[[li:zeggen]]
[[mg:zeggen]]
[[no:zeggen]]
[[pl:zeggen]]
[[ro:zeggen]]
[[sv:zeggen]]
[[tl:zeggen]]
[[tr:zeggen]]
[[zh:zeggen]]

Versie van 2 mei 2017 23:53

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • afkomstig van:
Middelnederlands: secghen, seggen
Oudnederlands: sagon
Germaans: *sagjanan

=

  • Verwant in Germaans:
West: Engels: say (Angelsaksisch: secgan), Duits: sagen, (Oudhoogduits: sagēn), Fries: sizze (Oudfries: sedza)
Noord: Zweeds: säga, Deens: sige, Noors: si, (Nynorsk: seie, Oudnoords: segja), IJslands: segja, Faeröers: siga
Opmerkingen
  • Van oorsprong zwak. Door elisie van de g in de stam en daarna van de uitgang -de is de verleden tijd onregelmatig geworden: zegde > zeide > zei. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zeggen
/ˈzɛ.ɣə(n)/
zei, zegde
/zɛɪ̯/, /ˈzɛɣ.də/
gezegd
/ɣə.ˈzɛxt/
zwak -d volledig

Werkwoord

zeggen

  1. overgankelijk mondeling mededelen, spreken, betuigen
    • Hij zegt dat hij gewoon aanwezig was. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de zeggenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zegge

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be