zegge
Uiterlijk
- zeg·ge
- In de betekenis van ‘aanwijzing van het bedrag in letters’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865 [1] [2]
- In de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1578 [1] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zegge | zeggen |
verkleinwoord | zeggetje | zeggetjes |
- (bloemplanten) een geslacht Carex van zowel bladverliezende als groenblijvende overblijvende kruiden met een grasachtige groeivorm, behorend tot de cypergrassenfamilie (Cyperaceae ). Het geslacht Carex is met ruim 2000 soorten een van de grootste geslachten van de bedektzadigen
- Een aantal zeggesoorten worden als sierplanten in tuinen benut.
- aardzegge, armbloemige zegge, armoedige zegge, bergzegge, blaaszegge, blauwe zegge, bleke zegge, blonde zegge, boszegge, cyperzegge, dichte bermzegge, draadzegge, drienervige zegge, dwergzegge, elzenzegge, geelgroene zegge, gele zegge, gewone bermzegge, gladde zegge, groene bermzegge, hangende zegge, hazenzegge, heidezegge, hoge cyperzegge, ijle hazenzegge, ijle zegge, kleine knotszegge, knotszegge, kustzegge, kwelderzegge, moeraszegge, noordse zegge, oeverzegge, paardenhaarzegge, palmzegge, pilzegge, pluimzegge, polzegge, ribbelzegge, rivierduinzegge, ronde zegge, ruige zegge, scherpe zegge, schubzegge, slanke zegge, slijkzegge, snavelzegge, sterzegge, stijve zegge, stippelzegge, trilgraszegge, tweehuizige zegge, tweenervige zegge, tweerijige zegge, valse voszegge, valse zandzegge, veenzegge, viltzegge, vingerzegge, vlozegge, vogelpootzegge, voorjaarszegge, voszegge, vroege zegge, zandzegge, zeegroene zegge, zilte zegge, zompzegge, zwarte zegge
- achterzegge, alpenzegge, bermzegge, bremzegge, duinzegge, overzegge, stekelzegge, vossenzegge, waardzegge, weerzegge
- Fischers zeggegalmug, gelijnde zeggemineermot, gevlekte zeggemineermot, gezaagde zeggemineermot, scherpe zeggegalmug, witte zeggemineermot, zegge-urntjes, zegge-urntjesgalmug, zeggeboorder, zeggegalmug, zeggemineermot, zeggemoeras, zeggenboorder, zeggendoorntje, zeggenkorf, zeggenmoeras, zeggenoermot, zeggenparelmot, zeggensnuitmot, zeggensteekmier, zeggenveen, zeggenzakspin, zeggeveen, zeggewinterkoning, zwarte zeggegalmug
1. een geslacht van zowel bladverliezende als groenblijvende kruidachtige planten
zegge
- om precies te zijn
- Er werd een bedrag van zegge $230.- aan besteed.
- uitgesproken als
- De huurprijs bedraagt €775, zegge zevenhonderdvijfenzeventig euro.
vervoeging van |
---|
zeggen |
zegge
- aanvoegende wijs van zeggen
- Men zegge het voort.
- Het woord zegge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zegge" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "zegge" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zegge op website: Etymologiebank.nl
- ↑ zegge op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bloemplanten in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 85 %
- Prevalentie Vlaanderen 68 %