uiten
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uiten (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈœʏ̯tə(n)/, /ˈʌʏ̯tə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈœːtə(n)/
Woordafbreking
- ui·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van uit.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uiten |
uitte |
geuit |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uiten
- wederkerend zich ~: uiting geven aan gevoelens
- Hij had vaak moeite zich te uiten.
- overgankelijk zeggen
- Hij uitte een schreeuw.
- ▸ Het vertrek van een reeks hooggeplaatste functionarissen werd op 5 juli ingeluid door minister van Financiën Rishi Sunak en gezondheidsminister Sajid Javid. Het tweetal uitte bij hun vertrek felle kritiek op Johnson. Ze schreven in een verklaring dat de overheid geen "goed, competent en serieus werk" verricht.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
2. zeggen
Gangbaarheid
- Het woord uiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "uiten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %