variant

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ri·ant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord variant varianten
verkleinwoord variantje variantjes

Zelfstandig naamwoord

variant v / m [3]

  1. vorm die enigszins van de tot dan gebruikelijke afwijkt
    • elke vertakking in de oplossing van een dam- of schaakprobleem wordt een variant genoemd 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /varɪjant/
Woordafbreking
  • va·riant

Zelfstandig naamwoord

variant monbezield

  1. (verouderd) variant
Verbuiging

Meer informatie

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

variant

  1. genitief meervoud van varianta