Naar inhoud springen

invariant

Uit WikiWoordenboek
  • in·va·ri·ant
  • [zelfstandig naamwoord] zelfstandig gebruik van het bijvoeglijk naamwoord
  • [bijvoeglijk naamwoord] van het Frans invariant; op te vatten als afleiding van variant met het ontkennend voorvoegsel in-
enkelvoud meervoud
naamwoord invariant invarianten
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord deinvariantv/m

  1. onveranderd blijvende grootheid
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen invariantinvarianterinvariantst
verbogen invarianteinvariantereinvariantste
partitief invariantsinvarianters-

invariant [1]

  1. onveranderlijk
46 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[2]

invariant

  1. onveranderlijk