soep
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- soep
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans soupe, in de betekenis van ‘vloeibare kost’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1745 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soep | soepen |
verkleinwoord | soepje | soepjes |
Zelfstandig naamwoord
- (voeding) vloeibaar gerecht dat bereid wordt door bepaalde ingrediënten, met name groenten en/of vlees, met bouillon en veel water te koken
- Na gisteren lasagne te hebben gegeten, eten ze vandaag soep.
Hyperoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
- er geen soep van kunnen makener geen raad mee weten
- in de soep draaienbehandelen op een manier die tot mislukking leidt
- in de soep lopenmislukken
- • Deze bosbrand dreigde mijn plan om de PCT in haar geheel te voet af te leggen in de soep te laten lopen. [4]
- in de soep spugeniets bederven
- niet veel soeps zijn
Spreekwoorden
Overerving en ontlening
Vertalingen
1. vloeibaar gerecht
Gangbaarheid
- Het woord soep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "soep" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ soep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "soep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be