Naar inhoud springen

programma

Uit WikiWoordenboek
Versie door Romaine (overleg | bijdragen) op 31 mrt 2020 om 16:42
  • pro·gram·ma
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overzicht van onderdelen, verklaring’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord programma programma's
verkleinwoord programmaatje programmaatjes

programma o

  1. (informatica) een applicatie voor de computer
    • Hij schreef een nieuw programma in C++. 
  2. aantal activiteiten voor een bepaalde tijd
    • We hebben een heel programma om de kinderen bezig te houden. 
  3. (media) een uitzending op radio of televisie
    • Het journaal is een veelbekeken programma. 
  4. een los blaadje met informatie over de uitvoering of het concert dat men bijwoont
    • Wilt u een programma, meneer? 
  5. onderling afgesproken doelstelllingen en plannen
    • Dit past niet binnen het programma van onze partij. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


programma v

  1. programma