dagprogramma

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagprogramma dagprogramma's
verkleinwoord dagprogrammaatje dagprogrammaatjes

Zelfstandig naamwoord

het dagprogrammao

  1. lijst met alle voorgenomen activiteiten op een dag
     Wat kan helpen, is dat het dagprogramma van gedetineerden wordt ingekort en avondrecreatie ingeperkt, stelt Nijdam. "Daardoor speel je personeel vrij." Het is niet de wens van de COR om te zitten aan verloven van gevangenen of dat personeel wordt gevorderd om te komen werken.[1]
     In Wekdienst Tokio blikken we iedere ochtend kort terug op de afgelopen olympische nacht en vooruit naar het resterende dagprogramma van de Nederlandse olympiërs.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “Ondernemingsraad gevangenissen bezorgd over personeelstekort en werkdruk” (Donderdag 18 november 2021, 20:38), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “Wekdienst Tokio: turbulente atletieknacht, deze sporters komen nog in actie” (Maandag 2 augustus 2021, 06:40), NOS