bijscholingsprogramma

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·scho·lings·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijscholingsprogramma bijscholingsprogramma's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bijscholingsprogrammao

  1. (onderwijs) extra beroepsgerelateerd onderwijs dat men volgt nadat men een vakopleiding heeft voltooid
     Ook pleiten de voorzitters voor meer mogelijkheden voor oudere werknemers om vervroegd met pensioen te gaan en plaats te maken voor jongeren. Een nationaal jongeren-om-en-bijscholingsprogramma moet jongeren die niet meer werken of nog aan de slag moeten, klaarstomen voor sectoren waar veel vraag is naar mensen.[1]
     De wetenschapper denkt bijvoorbeeld aan een nationaal bijscholingsprogramma. "Dat gaat dan om het voorkomen van gezondheidsproblemen, maar ook over hoe je de rupsen te lijf gaat. Je kunt ze bestrijden met biologische middelen, maar ook met biologische diversiteit, bijvoorbeeld door natuurlijke vijanden van de rupsen te stimuleren."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “FNV en VNO-NCW: nu geen hogere belastingen en geen bezuinigingen” (Donderdag 15 april 2021, 05:29), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “'Eikenprocessierups zal niet meer verdwijnen, we moeten ermee leren leven'” (Zaterdag 6 juli 2019, 18:28), NOS