bouwprogramma
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouwen ww en programma zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwprogramma | bouwprogramma's |
verkleinwoord | bouwprogrammaatje | bouwprogrammaatjes |
Zelfstandig naamwoord
het bouwprogramma o
- plan om een aantal bouwwerken te bouwen
- ▸ Als antwoord op de Watersnoodramp werd begonnen met de aanleg van de Deltawerken. Een ambitieus bouwprogramma voor die tijd met als doel: dit nooit meer. De voltooiing van het project nam decennia in beslag.[1]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord bouwprogramma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Al 65 jaar houden de Deltawerken ons droog, maar er wachten nieuwe uitdagingen” (Zaterdag 28 januari, 08:16), NOS