privé
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pri·vé
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | privé | privéer | privést |
verbogen | privéere | privéste | |
partitief | privés | privéers | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘particulier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1512 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
privé
- alleen predicatief: voor persoonlijk gebruik gereserveerd
- Deze toegang tot het meer is privé.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. voor persoonlijk gebruik gereserveerd
Gangbaarheid
- Het woord privé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "privé" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | privé | privés |
vrouwelijk | privée | privées |
Bijvoeglijk naamwoord
privé
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
privé | le privé | privés | les privés |
Zelfstandig naamwoord
privé
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans
- Zelfstandig naamwoord in het Frans