privévermogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·vé·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privévermogen privévermogens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het privévermogeno

  1. (economie) de financiële middelen die persoonlijk eigendom van iemand zijn
     "Ze betalen geen inkomstenbelasting en de koning betaalt geen erfbelasting", aldus de premier. "Over de rest, zoals btw, hun privévermogen en de ozb betalen ze wel."[1]
     Het privévermogen wordt omgezet naar ‘nieuwe drachmen’ en verliest vervolgens 60 tot 80 procent van zijn waarde.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Rutte verdedigt loonsverhoging en belastingontheffing Oranjes” (14-10-2015), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “VS: waar is Europa in godsnaam mee bezig?” (09-07-2015), NOS