private

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·va·te

Bijvoeglijk naamwoord

private

  1. verbogen vorm van de stellende trap van privaat
enkelvoud meervoud
naamwoord private
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

private o

  1. dat deel van het leven en de samenleving dat privé is
     "We moeten nadenken over hoe we met die publieke ruimte willen omgaan. Vroeger lag de nadruk op terughoudendheid, gereserveerdheid. Men was wel van een kerk of een levensopvatting, maar er was een soort afspraak om het private en de overtuiging niet al te sterk aanwezig te laten zijn in de publieke ruimte. Zo bleef de publieke ruimte een neutrale, betrekkelijk veilige sfeer."[1]


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2022 Weblink bron “Verhardt het politieke klimaat? En zo ja, wat doe je ertegen?” (17-06-2016), NOS


Engels

Bijvoeglijk naamwoord

private

  1. privé