privékliniek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·vé·kli·niek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privékliniek privéklinieken
verkleinwoord privékliniekje privékliniekjes

Zelfstandig naamwoord

de privékliniekv

  1. (medisch) particuliere onderneming waar patiënten behandeld kunnen worden
     Mijn steiger en boothuis zijn een soort privékliniek geworden met één enkele patiënt.[1]
     Haar echtgenoot heeft een vaste baan, met een goede ziektekostenverzekering voor het hele gezin. Luciana kon terecht in een privékliniek. Haar tante, Silvana, moest naar een publiek ziekenhuis. "Om naar een particulier ziekenhuis te kunnen gaan, moet je geld hebben, of een goede baan. Dat had mijn moeder niet", verzucht haar dochter, Ana.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)
    “Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 april 2022 Weblink bron
    Marc Bessems
    “Als je corona krijgt in Brazilië, kun je maar beter goed verzekerd zijn” (17-06-2020), NOS