privékapitaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·vé·ka·pi·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privékapitaal privékapitalen
verkleinwoord privékapitaaltje privékapitaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het privékapitaalo

  1. een grote hoeveelheid geld die men als persoon bezit
     De eerste keer zette Adri Oude Vrielink zette zijn geesteskind voort door er opnieuw privékapitaal in te steken.[1]
     Het is van de gekke dat je privékapitaal moet gebruiken voor de baas terwijl je alleen de benzineprijs van 2006 vergoed krijgt”, zegt voorzitter Jan van Delft van VZR.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron
    Michel van Ballegooij
    “Deze 20 bekende Twentenaren zijn ons ontvallen in 2019” (31-12-2019), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 september 2022 Weblink bron
    Erik Kouwenhoven
    “Zo hoog zou onkostenvergoeding van de baas moeten zijn bij de huidige benzineprijzen” (10-03-2022), Tubantia