onderwijzer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·wij·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijzer onderwijzers
verkleinwoord onderwijzertje onderwijzertjes

Zelfstandig naamwoord

de onderwijzerm

  1. (beroep), (onderwijs) iemand die les geeft (vooral basisschool)
    • De onderwijzer wist in de moeilijke klas goed orde te houden. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen