docent
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- do·cent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘leraar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1805 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | docent | docenten |
verkleinwoord | docentje | docentjes |
Zelfstandig naamwoord
- (onderwijs), (beroep) iemand die les geeft (bij het voortgezet of hoger onderwijs)
- Hij is universitair docent in Leiden.
- Docenten van de muziekschool gaven een concert.
Synoniemen
Hyponiemen
- burgerdocent, contactdocent, gastdocent, hoofddocent, kroondocent, oud-docent, praktijkdocent, privaatdocent, uurdocent, vakdocent
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord docent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "docent" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "docent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Pools
Uitspraak
Woordafbreking
- do·cent
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
docent m
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Slowaaks
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Latijnse docēns
Zelfstandig naamwoord
docent m
- (onderwijs)(beroep) docent, academisch docent; een wetenschappelijk-pedagogische graad in het hoger onderwijs
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /dɔtsɛnt/
Woordafbreking
- do·cent
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Latijnse docēns
Zelfstandig naamwoord
- (onderwijs)(beroep) docent, academisch docent; een wetenschappelijk-pedagogische graad in het hoger onderwijs
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | docent | docenti | |
genitief | docenta | docentů | |
datief | korte vorm | docentu | docentům |
lange vorm | docentovi | ||
accusatief | docenta | docenty | |
vocatief | docente | docenti | |
locatief | korte vorm | docentu | docentech |
lange vorm | docentovi | ||
instrumentalis | docentem | docenty |
Afkorting
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Pools
- Woorden in het Pools met IPA-weergave
- Woorden in het Pools met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pools
- Onderwijs in het Pools
- Beroep in het Pools
- Woorden in het Slowaaks
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Onderwijs in het Slowaaks
- Beroep in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onderwijs in het Tsjechisch
- Beroep in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Bezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch