Naar inhoud springen

let

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Let, led, leť
  • let
enkelvoud meervoud
naamwoord let lets
verkleinwoord letje letjes

deletm

  1. (tennis) onderbreking van het spel die leidt tot een nieuwe opslag zonder dat een punt wordt toegekend, bijvoorbeeld als een opslag de bovenrand van het net raakte
     Op 5-2 en deuce tijdens de service van Okker ontstond er enige verwarring toen scheidsrechter Rudy van Koesveld uit Den Haag eerst „voordeel Okker" aankondigde, maar deze mening op aandrang van Gimenez radicaal herzag. Okker sputterde ter plekke, tot genoegen van de vele fotografen, nog wat tegen, het publiek schreeuwde om een let, maar Van Koesveld gaf het punt toch aan Gimenez.[1]
vervoeging van
letten

let

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van letten
  2. gebiedende wijs van letten
  1. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2025 Weblink bron “Okker zoekt excuses voor zijn afgang” (25 juli 1979) op nrc.nl op Wikipedia

let

  1. gemakkelijk
    vervoeging
    onbepaalde wijs to  let 
    he/she/it  lets 
    verleden tijd  let 
    voltooid
    deelwoord
     let 
    onvoltooid
    deelwoord
     letting 
    gebiedende wijs  let 

    let

    1. overgankelijk, hulpwerkwoord laten
    2. overgankelijk verhuren
    3. onovergankelijk verhuurd worden
    4. overgankelijk, (verouderd) beletten, letten
    enkelvoud meervoud
    let lets

    let

    1. verhuur, verhuring
    2. huurwoning
    3. belemmering, beletsel
    4. (informeel) huurder
    5. (tennis) let
    • Afgeleid van het Nederlandse led

    let o

    1. (elektrotechniek) led; een lichtuitzendende (lichtemitterende) diode en een elektronische lichtbron

    let

    1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lētan
    • let
    • Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord litr
    Naar frequentie 2677

    let

    1. gebiedende wijs van lete

    let

    1. verleden tijd van lite
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   let     leten     leter     letene  
    genitief   lets     letens     leters     letenes  

    let m

    1. kleur
    • let
    • Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse woord litr

    let

    1. verleden tijd van la
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   let     leten     letar
    leter  
      letane
    letene  

    let m

    1. kleur
    • garn i mange leter
    garens in vele kleuren
    • let

    let monbezield

    1. vlucht; het zich door luchtruim bewegen
    • let
    • Afgeleid van het werkwoord letět

    let monbezield

    1. vlucht; het zich door luchtruim bewegen
      «Letadlo mělo v průběhu letu technický problém a muselo nouzově přistát.»
      Het vliegtuig had tijdens de vlucht een technisch probleem en moest een noodlanding maken.
    • doba letu vvluchttijd

      let

      1. genitief meervoud van léto
        «Už jsem ho nepotkal několik let»
        Ik ben hem al een paar jaar niet tegengekomen.