léto
Uiterlijk
- lé·to
- Afgeleid van het Proto-Slavische *lěto
léto o
- (meteorologie) zomer; jaargetijde tussen lente en herfst
- «Strávila léto u kamarádky.»
- Zij verbleef de zomer bij een vriendin.
- «Strávila léto u kamarádky.»
- (meestal in meervoud) (eenheid)(tijdrekening) jaar, jaren; de duur van een omloop van de aarde om de zon van circa 365 dagen
- «Před dvěma lety se oženil.»
- Twee jaar geleden is hij getrouwd.
- «Před dvěma lety se oženil.»
- (plantkunde) groeiring, jaarring; ringen die zichtbaar zijn op een dwarsdoorsnede van een boom die in één jaar gevormd zijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | léto | léta |
genitief | léta | let |
datief | létu | letům / létům |
accusatief | léto | léta |
vocatief | léto | léta |
locatief | létě / létu | letech / létech |
instrumentalis | létem | lety / léty |
- roční období o
- –
- –
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Woorden in het Tsjechisch met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Meteorologie in het Tsjechisch
- Eenheid in het Tsjechisch
- Tijdrekening in het Tsjechisch
- Plantkunde in het Tsjechisch
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch