verhuring

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·hu·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verhuring verhuringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

verhuring v [1]

  1. het verhuren van iets
    • De gemeente stelt de woningcorporatie voor om tot een gevarieerdere samenstelling van bewoners in het buurtje te komen. De gesprekken die voor verhuring plaatshebben moeten er dan ook toe leiden dat nieuwe huurders goed 'landen' in hun nieuwe woonomgeving. Domijn denkt zo bovendien vooraf een beter beeld te hebben van de nieuwe huurders. [2] 
    • Niet alleen zijn een op de vijf aanvragen voor een woning afgewezen, volgens het COS heeft de maatregel ook een ontmoedigend effect op mensen van buiten de stad. In 2003 kwam nog 45 procent van de nieuwe huurders van buiten, in de afgelopen maanden was dat maar 22 procent. De woningbouwverenigingen verhuren in de experimentgebieden meer aan ’hogere’ inkomens. In het corporatiebezit heeft zich een duidelijke verschuiving voorgedaan van verhuring aan mensen onder de 120 procent naar mensen met een hoger inkomen. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen