beletsel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·let·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van belet- met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beletsel | beletsels beletselen |
verkleinwoord | beletseltje | beletseltjes |
Zelfstandig naamwoord
beletsel o
- iets wat een bepaalde handeling of gebeurtenis verhindert
- Daarmee is het laatste beletsel uit de weg geruimd.
Vertalingen
1. iets wat een bepaalde handeling of gebeurtenis verhindert
Gangbaarheid
- Het woord beletsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beletsel" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be