kamp

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kamp    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• kamp

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stuk land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 847
• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘legerplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573
• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘strijd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	kamp	kampen
verkleinwoord	kampje	kampjes

Zelfstandig naamwoord

kamp

1. o een plaats waar een aantal troepen geruime tijd of permanent gehuisvest zijn.

   • De militairen gingen na hun ronde terug naar het kamp. 

2. o een kampeerplaats met een groep van bij elkaar horende tenten.

   • We mochten niet van het kamp af. 

   ▸ We vonden tussen de bomen een vlak plekje om ons kamp op te zetten.

3. m een persoon of groep die een overeenkomst, gevecht of strijd aangaat met een andere persoon of groep

   • Tot welk kamp behoor jij? 

4. m wedstrijd
5. m afgegrensd veld

Synoniemen

• [1][2] kampement
• [3] partij

Hyponiemen

   

Bergkamp Harskamp Steenkamp Voskamp Zoutkamp achtkamp actiekamp arbeidskamp barakkenkamp basiskamp beukenkamp bijspijkerkamp bonekamp boskamp bouwkamp concentratiekamp detentiekamp dodenkamp doorgangskamp driekamp dwangarbeiderskamp filtratiekamp gevangenenkamp gevangenkamp gijzelaarskamp graskamp heropvoedingskamp hertenkamp hervormingskamp houtkamp interneringskamp jappenkamp jeugdkamp jihadtrainingskamp kinderkamp koekamp krijgsgevangenenkamp krijgsgevangenkamp kromkamp krottenkamp legerkamp mannenkamp meerkamp molenkamp nazikamp neekamp oefenkamp offlinekamp opleidingskamp oppositiekamp opvangkamp padvinderskamp plaskamp ponykamp prijskamp protestkamp regeringskamp schietkamp schoolkamp schoolverlaterskamp sekskamp skikamp sportkamp strafkamp studiekamp subkamp supporterskamp taalkamp tentenkamp terreurkamp tienkamp trainingskamp transitkamp tweekamp uitroeiingkamp uitroeiingskamp vakantiekamp verkrachtingskamp vernietigingskamp verzamelkamp vierkamp vijfkamp visserskamp vliegkamp vluchtelingenkamp voetbalkamp vredeskamp vrouwenkamp wedkamp werkgeverskamp werkkamp winterkamp woonwagenkamp zeilkamp zeskamp zevenkamp zigeunerkamp zomerkamp

Afgeleide begrippen

   

kamparts kampbeheerder kampbeul kampbevolking kampbewaker kampbewaking kampbewoner kampcommandant kampeerterrein kampement kampen kampervaring kampgenoot kamphaan kampherinnering kamphuis kampkaart kampleider kampleiding kampleven kamplied kamporkest kampplaats kampprijs kamprecht kamprechter kampslachtoffer kampspel kampstraf kampstrijd kampsyndroom kampterrein kamptijd kampvechter kampverleden kampvuur kampwinkel

Overerving en ontlening

• Indonesisch: kamp

Vertalingen

    1. een plaats waar een aantal troepen geruime tijd of permanent gehuisvest zijn   

Duits: Camp (de) o, Feldlager (de) o, Lager (de) o Indonesisch: kamp (id)

Engels: camp (en)

    2. een kampeerplaats met een groep van bij elkaar horende tenten   

Duits: Jugendlager (de) o, Zeltlager (de) o Indonesisch: kamp (id)

Engels: camp (en)

Werkwoord

vervoeging van
kampen

kamp

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kampen
   

   • Ik kamp. 

2. gebiedende wijs van kampen
   

   • Kamp! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kampen
   

   • Kamp je? 

Gangbaarheid

• Het woord kamp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kamp" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Indonesisch

Woordafbreking

• kamp

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Nederlands "kamp"

Zelfstandig naamwoord

kamp

1. kamp, legerplaats of kampeerplaats

Noors

[1] En kamp mellom to isbjørner
Een gevecht tussen twee ijsberen

Uitspraak

• Geluid:  kamp    (hulp, bestand)
• IPA: / kɑmp /

Woordafbreking

• kamp

Woordherkomst en -opbouw

• [#1] Afkomstig uit het Middelnederduits en van het Latijnse woord campus
• [#2] Vermoedelijk verwant met de Oudnoordse woorden kubbe en kumbr

Naar frequentie	795

Zelfstandig naamwoord #1

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	kamp	kampen	kamper	kampene
genitief	kamps	kampens	kampers	kampenes

Zelfstandig naamwoord

kamp, m

1. gevecht (vijandige confrontaties), kamp (betekenis [3])
2. (militair) veldslag
3. (sport) wedstrijd
4. conflict (tegenstrijdige belangen)

Afgeleide begrippen

   

[1]: nærkamp [1-4]: kampdyktig [1-4]: kamplyst [1-4]: kamplysten [1-4]: kampmoral [1-4]: kampvilje [3]: boksekamp [3]: bortekamp [3]: dragkamp [3]: femkamp [3]: finalekamp [3]: fotballkamp [3]: kvalikkamp [3]: landskamp [3]: omkamp [4]: frihetskamp [4]: kjønnskamp [4]: klassekamp [4]: kulturkamp [4]: kvinnekamp [4]: maktkamp [4]: valgkamp [4]: åndskamp

Verwante begrippen

   

[1]: duell [1]: sammenstøt [1]: strid [1]: tvekamp [1-4]: kjempe [1-4]: kjemper [2]: slag [3]: kappestrid [3]: konkurranse [3]: tevling [4]: brytning [4]: konflikt [4]: motsetning

Uitdrukkingen en gezegden

• [1-4]: ulike kamp

een ongelijke strijd (een strijd of wedstrijd waarbij de ene partij veel sterker is of een voordeel heeft)

• [1-4]: uten kamp

zonder strijd

Zelfstandig naamwoord

kamp, m

1. (geologie) bergtop
2. gneis, graniet

Synoniemen

• [2]: gråstein

Hyperoniemen

• [1]: berg
• [1]: fjelltopp
• [2]: bergart

Verwante begrippen

• [2]: gneis
• [2]: granitt

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid:  kamp    (hulp, bestand)
• IPA: / kɑmp /

Woordafbreking

• kamp

Woordherkomst en -opbouw

• [#1] Afkomstig uit het Middelnederduits en van het Latijnse woord campus
• [#2] Vermoedelijk verwant met de Oudnoordse woorden kubbe en kumbr

Zelfstandig naamwoord #1

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	kamp	kampen	kampar	kampane

Zelfstandig naamwoord

kamp, m

1. gevecht (vijandige confrontaties) kamp (betekenis [3])
2. (militair) veldslag
3. (sport) wedstrijd
4. conflict (tegenstrijdige belangen)

Afgeleide begrippen

   

[1]: nærkamp [1-4]: kampdyktig [1-4]: kamplyst [1-4]: kamplysten [1-4]: kampmoral [1-4]: kampvilje [3]: boksekamp [3]: bortekamp [3]: dragkamp [3]: femkamp [3]: finalekamp [3]: fotballkamp [3]: kvalikkamp [3]: landskamp [3]: omkamp [4]: fridomskamp [4]: kjønnskamp [4]: klassekamp [4]: kulturkamp [4]: kvinnekamp [4]: maktkamp [4]: valkamp [4]: åndskamp

Verwante begrippen

   

[1]: duell [1]: samanstøyt [1]: strid [1]: tvikamp [1-4]: kjempe [1-4]: kjemper [2]: slag [3]: kappestrid [3]: konkurranse [3]: tevling [4]: brytning [4]: konflikt [4]: motsetnad

Uitdrukkingen en gezegden

• ulike kamp

een ongelijke strijd (een strijd of wedstrijd waarbij de ene partij veel sterker is of een voordeel heeft)

• utan kamp

zonder strijd

Zelfstandig naamwoord

kamp, m

1. (geologie) bergtop
2. gneis, graniet

Synoniemen

• [2]: gråstein
• [2]: koppul

Hyperoniemen

• [1]: berg
• [1]: fjelltopp
• [2]: bergart

Verwante begrippen

• [2]: gneis
• [2]: granitt