heen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: héen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heen
Woordherkomst en -opbouw
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     heen  
 persoonlijk     erheen  
aanwijz.   nabij     hierheen  
  veraf     daarheen  
  vragend/betrekk.     waarheen  


Bijwoord

heen

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: weg
  2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: in de richting van, naartoe
    • erheen: Hij ging er snel heen. 
  3. scheidbaar deel van sommige bijwoorden en voorzetsels, bijvoorbeeld overheen, achterheen
    • Hij reed over de brug heen. 
     Ik kon niet alles goed volgen, maar het monotone geluid van stemmen om mij heen voelde veilig en vertrouwd.[7]
  4. ~ en weer: in een bepaalde richting en weer terug
    • De schommel ging heen en weer en de kinderen genoten. 
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord heen henen
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

heen o

  1. (plantkunde) grasachtige soort, Bolboschoenus maritimus op Wikispecies in de familie van de Cypergrassen (Cyperaceae op Wikispecies)
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie.
  • [zn 1] heen in het Nederlands Soortenregister N
  • [zn 1] heen op Wikidata op Wikidata
  • [zn 1] heen op "Wilde planten in Nederland en België"

Verwijzingen