heenrijden

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  heenrijden    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• heen·rij·den

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  heen bw  en  rijden ww 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
heenrijden	reed heen	heengereden
klasse 1	volledig

Werkwoord

heenrijden

1. ergatief rijdend vertrekken

   • Zij waren teleurgesteld heengereden. 

2. ergatief op de heenweg rijden

   • Heengereden waren zij over de Afsluitdijk, terugrijden deden zij door Flevoland. 

Opmerkingen

1. Bij combinaties met over en door maakt heen deel uit van een scheidbaar voornaamwoordelijk bijwoord, niet van het werkwoord.

   • Hij was over de brug heen gereden. 
   • Hij was daardoorheen gereden. 

Gangbaarheid

• Het woord 'heenrijden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.