heenrit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heen·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heenrit heenritten
verkleinwoord heenritje heenritjes

Zelfstandig naamwoord

de heenritm

  1. korte reis die van huis naar een bestemming gaat
    • Volgens Beltman „ging het toch iets anders dan de mensen zelf hebben gedacht.” De kern van het verhaal is dat als iemand niet op tijd klaar staat voor de taxi niet alleen de heenrit maar ook de terugrit wordt geannuleerd.[2] 
    • Er hadden ook taxihervormingen plaatsgevonden, waardoor hij nu voor hetzelfde kippeneindje zeventig gulden moest betalen in plaats van de vijftig die de heenrit nog gekost had.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen