gave

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·ve
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iets dat gegeven wordt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gave gaven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gave

  1. een bijzondere aanleg, een talent
    • Het goed kunnen onthouden van namen is echt een gave. 
  2. een geschenk
  3. (religie) een geschenk van God, van een godheid
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
Anagrammen
Hyponiemen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

gave

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gaaf

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·ve
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord gáfa
Naar frequentie 1067
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gave     m: gaven
v: gava  
  gaver     gavene  
genitief   gaves     m: gavens
v: gavas  
  gavers     gavenes  

Zelfstandig naamwoord

gave, v

  1. cadeau, gave, gift
  2. aalmoes, offer
  3. aanleg, gave, talent
  4. in samenstellingen van woorden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Opmerkingen