aanleg
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·leg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanleg | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
aanleg m
- het aanleggen
- De aanleg van het nieuwe vliegveld liep grote vertraging op
- plantsoen
- geneigdheid, talent, begaafdheid
- Hij had een grote muzikale aanleg.
- instantie
- De zaak werd in eerste aanleg door de kantonrechter behandeld.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
3. talent
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanleggen |
aanleg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleggen
- ... dat ik aanleg.
Gangbaarheid
- Het woord aanleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanleg' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.