blij

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
blij

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blij
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen blij blijer blijst
verbogen blije blijere blijste
partitief blijs blijers -
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vrolijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1152 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

blij

  1. vrolijk van stemming
    • Er waren veel blije mensen te zien bij de inauguratie van president Obama. 
    • Zij was heel blij toen zij de goede uitslag van haar examen hoorde. 
     ’Wie weet er een mop?’ riep een aarzelende stem. Een voor een begonnen we grappen en verhalen met elkaar te delen om de moed erin te houden. Een onbekende stem vertelde een eindeloos lange mop met een zeer matige clou, maar ik was allang blij afgeleid te worden.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • blij

Werkwoord

blij

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord blít