somber

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bedrukt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1642 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen somber somberder somberst
verbogen sombere somberdere somberste
partitief sombers somberders -

Bijvoeglijk naamwoord

somber

  1. in neergeslagen stemming
    • Hij was in een sombere bui. 
     Iedereen hield zijn adem in toen Christa's sombere ogen in de spiegel keken en iedereen ademde opgelucht uit toen er een vage maar gemeende glimlach op haar gezicht verscheen.[2]
  2. een neergeslagen stemming veroorzakend
    • Wat een somber weer is het! 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
somberen

somber

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van somberen
    • Ik somber. 
  2. gebiedende wijs van somberen
    • Somber! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van somberen
    • Somber je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

stellend vergrotend overtreffend
somber somberer somberest

Bijvoeglijk naamwoord

somber

  1. somber
Schrijfwijzen