superblij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·per·blij
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen superblij
verbogen superblije
partitief superblijs

Bijvoeglijk naamwoord

superblij

  1. heel erg verheugd
    • Zijn stiefvader speelt mee, maar die zat in het vliegtuig naar de Verenigde Staten. Hem staat een geweldige verrassing te wachten als hij uitstapt. ,,Ze zullen er superblij mee zijn! Zodra ze zijn geland ga ik ze het goede nieuws vertellen", zegt Luc tegen Winston. ,,Een mooi begin van de vakantie.” [1] 
    • De finale werd gewonnen door de Nederlandse Laura Smulders, maar Van Benthem reageerde niet minder uitbundig met haar zesde plaats. ,,Ik had hier vooraf niet van durven dromen. Ik ben veertien maanden afwezig geweest en dan direct in je eerste Supercross de finale halen. Ik ben superblij’’, reageerde de 25-jarige Hengelose na afloop. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen