inblij
Uiterlijk
- in·blij
- intensiverende afleiding van blij (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inblij | - | - |
verbogen | inblije | - | - |
inblij
- diep gelukkig
- Dat zulk inblij genot maar duren mag (...) [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inblij.
- Het woord 'inblij' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Voght, J. de"Stille liederen" in: Dietsche Warande en Belfort. jrg. 1914 nr. 7 (1914) Keurboekerij, Leuven; p. 31;geraadpleegd 2015-07-26