content

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tent
Woordherkomst en -opbouw
  • Het bijvoeglijk naamwoord is een leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tevreden’ voor het eerst aangetroffen in 1396 [1][2]
  • Het zelfstandig naamwoord is een leenwoord uit het Engels
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen content contenter contentst
verbogen contente contentere contentste
partitief contents contenters -

Bijvoeglijk naamwoord

content

  1. tevreden
    • Dankzij de hulp was hij weer een contente man. 
enkelvoud meervoud
naamwoord content
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de contentm

  1. (media) de inhoud van een medium
    • wie is er inmiddels géén journalist? Toeristen verslaan rampen met hun telefoon, bloggers bestoken elkaar met banvloeken, adverteerders grossieren in content, een woord dat moet suggereren dat er, behalve de afzender, eigenlijk geen verschil is tussen journalistiek en reclame. [3] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
stellend vergrotend overtreffend
content more content most content

Bijvoeglijk naamwoord

content

  1. tevreden
enkelvoud meervoud
content contents

Zelfstandig naamwoord

content

  1. (media) inhoud
    «the contents of this book»
    de inhoud van dit boek


Frans

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   content contents
  vrouwelijk   contente contentes

Bijvoeglijk naamwoord

content

  1. tevreden