arrogant
Uiterlijk
- ar·ro·gant
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | arrogant | arroganter | arrogantst |
verbogen | arrogante | arrogantere | arrogantste |
partitief | arrogants | arroganters | - |
arrogant
- te veel met zichzelf ingenomen, verwaand
- Heb jij mij verraden? Wat ben je toch een arrogante kwal!
- De arrogante leerling pronkte met zijn hoge cijfers.
- ▸ Maar vergis je niet, dit was geen utopisch paradijs. Er waren de nodige vervelende lui, die onbeschoft, arrogant of verwend waren en ik deed mijn best om ze te vermijden.[3]
- Het woord arrogant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arrogant" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "arrogant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ arrogant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be