spaarzaam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaar·zaam
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spaarzaam spaarzamer spaarzaamst
verbogen spaarzame spaarzamere spaarzaamste
partitief spaarzaams spaarzamers -

Bijvoeglijk naamwoord

spaarzaam

  1. zorg dragend niet te verspillen
    • Zijn spaarzame manier van leven bracht hem tot aanzienlijke rijkdom. 
  2. heel schaars
    • Het gras werd spaarzamer en hield tenslotte geheel op.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 116
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be