eo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eo
Woordherkomst en -opbouw

Voegwoord

eo

  1. (economie) (financieel) en/of, gebruikt bij een en-ofrekening om aan te geven dat de personen tussen wier namen eo staat zowel afzonderlijk als gezamenlijk deze rekening kunnen gebruiken
    • J. Jansen eo M. Klok 
     Voor het overlijden van de vader stonden de rekeningen op naam van “[naam van de vader] eo [naam van de moeder].”[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 oktober 2023 Weblink bron Gearchiveerde versie
    J.S.W. Holtrop e.a.
    “Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-600” (5 december 2016) op kifid.nl


Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈɛ.joː/
enkelvoud meervoud
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominatief is ea id , eae ea
accusatief eum eam eōs eās
genitief eius eōrum eārum eōrum
datief eīs, iīs
ablatief

Persoonlijk voornaamwoord

ĕō

  1. door/met hem; erdoor, ermee (ablatief mannelijk of onzijdig enkelvoud van de derde persoon)
  2. door/met deze, door/met die; door/met dit, door/met dat

Werkwoord

vervoeging van
īre

ĕō

  1. actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van īre