Naar inhoud springen

wissel

Uit WikiWoordenboek
  • wis·sel
  • In de betekenis van ‘wisselbrief, getekend stuk voor de overdracht van geld’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • uit Middelnederlands wissel, Oudfries wix(e)le, mogelijk van wijken met het achtervoegsel -sel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wissel wissels
verkleinwoord wisseltje wisseltjes

wissel m/o

  1. (het, de) speciale constructie in een spoorweg om een trein, metro of tram naar een ander spoor te leiden
  2. (de) (economie) bankdocument gebruikt voor betalingsverkeer
  3. (de) vervanging van een sporter door een teamgenoot
  4. (de) pad op een vaste route van wild
vervoeging van
wisselen

wissel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wisselen
    • Ik wissel. 
  2. gebiedende wijs van wisselen
    • Wissel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wisselen
    • Wissel je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]