wisselvallig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wis·sel·val·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wisselvallig wisselvalliger wisselvalligst
verbogen wisselvallige wisselvalligere wisselvalligste
partitief wisselvalligs wisselvalligers -

Bijvoeglijk naamwoord

wisselvallig

  1. veranderlijk
    • Het meisje met een borderlinestoornis heeft een wisselvallig karakter. 
    • In de herfst is het vaak wisselvallig weer. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen