roede

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roe·de
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘twijg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord roede roedes
roeden
verkleinwoord roedetje roedetjes

Zelfstandig naamwoord

roede v/m

  1. een bundel takken waarmee geslagen kan worden
     'Een schrik voor de meisjes. Toch was die roede warempel geen verbeelding.[3]
  2. holle of massieve (metalen) staaf
  3. (eenheid), (verouderd) een lengtemaat die qua afmeting verschilde van plaats tot plaats
  4. (eenheid), (verouderd) een oppervlaktemaat die qua afmeting verschilde van plaats tot plaats
  5. (eenheid), (verouderd) een inhoudsmaat die qua omvang verschilde van plaats tot plaats
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen