rem
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rem
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rem | remmen |
verkleinwoord | remmetje | remmetjes |
Zelfstandig naamwoord
rem m
- een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
- De remmen van zijn fiets waren kapot.
- eenheid van ioniserende straling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
remmen |
rem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remmen
- Ik rem.
- gebiedende wijs van remmen
- Rem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remmen
- Rem je?
Gangbaarheid
- Het woord rem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rem" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Indonesisch
Woordherkomst en -opbouw
- Het is één van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.
Zelfstandig naamwoord
rem
Werkwoord
rem
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Indonesisch
- Zelfstandig naamwoord in het Indonesisch
- Werkwoord in het Indonesisch