bandrem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- band·rem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bandrem | bandremmen |
verkleinwoord | bandremmetje | bandremmetjes |
Zelfstandig naamwoord
- rem die bestaat uit een band die om een schijf of trommel klemt
- rem die aangrijpt op een (fiets)band
Verwante begrippen
- [1] trommelrem
- [2] velgrem
Vertalingen
1. rem die bestaat uit een band die om een schijf of trommel klemt
2. rem die aangrijpt op een (fiets)band
Gangbaarheid
- Het woord 'bandrem' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bandrem" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be