remhendel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

remhendel
Uitspraak
Woordafbreking
  • rem·hen·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord remhendel remhendels
verkleinwoord remhendeltje remhendeltjes

Zelfstandig naamwoord

remhendel m/o

  1. (techniek) beweegbaar handvat waarmee men een handrem bedient
    • Een 11-jarige jongen uit Puimisson in de Franse Hérault heeft na een val in mei met zijn fiets vier maanden onbewust rondgelopen met een gebroken remhendel in het zitvlak, meldt de krant Midi Libre. [1] 
    • Fenati kwam tijdens de race op het circuit van Misano op een recht stuk naast zijn landgenoot Stefano Manzi rijden en duwde de remhendel in van de motor van Manzi, die daardoor heel even uit balans raakte, maar wel overeind bleef. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen